Aspe Awards – Verhaal 8: Dries Hommez

© Getty Images/iStockphoto
Redactie KW

Dit is een van de tien verhalen die meedingen naar de KW Publieksprijs van de Aspe Award. Het is geschreven door Dries Hommez uit Erps-Kwerps.

“Weet je zeker dat hij er niet is vanavond?” Ze zuchtte geïrriteerd. Ergens was ze nog altijd papa’s kleine meisje en er ging zelden een dag voorbij dat ze hem niet sprak.

Ik probeer het straks nog wel eens, dacht ze bij zichzelf, voor ze ophing en uit de taxi stapte.

Ze bekeek zich nog even vluchtig in de weerspiegeling van het raam aan de ingang van de club. Ze zag er geweldig uit met haar nauwaansluitende zwarte jurk en rode pumps, haar zwarte krullen los op haar schouders. De buitenwipper gaf haar een vettige knipoog toen ze hem voorbijliep. Ze negeerde hem straal. Van zodra ze de club binnenkwam, voelde ze de blikken van de mannen. Niet eens discreet. Ze liep naar de bar en nonchalant bestelde ze een martini-tonic. Ze nam voorzichtig een slokje en toen het ijs haar tanden raakte, voelde ze een zeurende pijn. Ze vloekte zacht. Ze had dat laatste lijntje coke niet mogen snuiven.

Zoals altijd kwamen de mannen op haar af. De meesten negeerde ze, de anderen stuurde ze gewoon weg. Ze wist dat de uitstraling van onbereikbaarheid alleen maar meer interesse opwekte en dat ze uiteindelijk wel een gepaste kandidaat zou vinden.

Toen ze zich omdraaide om naar het toilet te gaan, dook hij plots op, uit het niets, met dat hem typerende spottende monkellachje om zijn mond. Hij boog zich naar haar en fluisterde in haar oor: “Eens een hoer, altijd een hoer”. Hij liet zijn hand door haar haar gaan en ter hoogte van haar nek kneep hij even. Ze voelde een koude rilling over haar rug en rukte zich los. Hoe had hij haar in godsnaam gevonden? Ze voelde een angst opwellen die ze al lang niet meer had gevoeld. Ze wou haar broer bellen, maar ze vermande zich.

Ze dacht terug aan die nacht, ongeveer drie jaar geleden, in Parijs, toen ze hem voor het eerst had gezien. Toen ze de lobby van het hotel was binnengekomen op weg naar haar afspraak, was haar oog direct op hem gevallen. Hij had een keurig pak aan gehad, het bovenste knopje van zijn witte hemd net te ver open om nog geloofwaardig te zijn als bankier of zakenadvocaat. Ze kon dat type uit de duizend herkennen.

Ze was langs hem heen gelopen, had even een seconde te lang in zijn richting gekeken, en net voor ze op het knopje van de lift had geduwd, had ze even vluchtig geglimlacht. Ze was bereid de 500 euro die ze op het punt stond te verdienen, te verwedden dat hij er nog zou zitten, als ze straks zou terugkomen.

Toen ze bij haar klant was binnengekomen, had ze haar rol gespeeld. Het was al bij al snel gegaan. Hij had voor een uur betaald, maar had het nog geen twintig minuten volgehouden. De ‘twee-vinger techniek’, had ze het lachend genoemd toen ze aan haar jaloerse collega’s had uitgelegd dat haar geheim om het zaakje snel te klaren erin bestond om op het juiste moment en vooral met de juiste intensiteit met de middelvinger en duim tegelijk druk te zetten op de binnen en buitenkant van zijn prostaat. De meeste mannen wisten niet wat hen overkwam en voor ze het goed en wel beseften, werden ze al opgeslorpt in het moeras van de postcoïtale leegte. Het had haar nog altijd, na al die keren, een gevoel van macht en triomfantelijke minachting gegeven ten aanzien van het, in haar ogen, oh zo zwakke andere geslacht.

Toen ze terug de lift was uitgestapt, had hij haar in zijn vizier gekregen. Hij was opgeveerd en met zelfverzekerde tred op haar afgekomen. Hij was ongeveer één meter tachtig en goed gebouwd. Hij had een grote bos zwart haar dat op en neer deinde als hij liep. Ze had nog discreet de andere kant op gekeken, maar ze wist maar al te goed dat hij haar nu niet meer zou laten ontsnappen. Ze wist dat spelers die niets te verliezen hadden altijd het spel spelen. Hij had haar aangesproken en haar een complimentje gegeven over haar jurk. Ze had niet nee gezegd toen hij haar had gevraagd of hij haar een glas kon aanbieden in de bar van het hotel. Het was voor haar niet anders geweest dan al die andere keren, maar toen wist ze natuurlijk nog niet wat haar te wachten stond.

In het begin hadden ze elkaar vaak gezien, minstens twee keer per week. De seks was intens en soms zelfs primitief geweest, maar al snel was hun relatie geëvolueerd en hadden ze ook veel tijd buiten bed gespendeerd. Hij had haar meegenomen naar alle hoeken van de wereld en had deuren geopend waar zij het bestaan niet eens van afwist. Hij had haar stipt één keer per maand betaald. Het geld werd in een grote bruine enveloppe in haar bus gedropt, maar verder hadden ze nooit meer over geld gesproken. Hij was genereus geweest op een manier die ze nog nooit eerder had meegemaakt.

Ze wist natuurlijk dat hij verliefd was en ze had er alles aan gedaan om hem te doen geloven in de illusie dat de liefde wederzijds was.

Ze besefte al snel dat hij helemaal niet het type was dat snel vergaf

Op een warme zomeravond in juli was haar broer bij haar langsgekomen. Hij had haar vastgepakt, strak in de ogen gekeken en gezegd dat alles in gereedheid was gebracht en dat ze nu snel hun slag moesten slaan. Hij was het ideale slachtoffer. Hij had geld zat en hij had enorm veel te verliezen. Hij stond op het punt het familiebedrijf naar de beurs te brengen en zijn vrouw was net bevallen van hun eerste kind.

Alles was tot in de puntjes voorbereid. Ze hadden beelden van hun seksuele escapades en er waren ook bezwarende geluidsopnames van een aantal telefoongesprekken met zijn broer, waar duidelijk uit bleek dat de familie het niet te nauw nam met de fiscale regels. Geheime rekeningen in Liechtenstein, fiscale constructies via Panama en duistere geldstromen naar lobbyisten en politici, het was allemaal de revue gepasseerd.

Hij kon echt geen kant meer op.

Ze had er eigenlijk niets bijzonders bij gevoeld. Ze had gewoon haar koffers gepakt en de ochtend erop had ze een sigaretje gerookt op het terras van haar ouderlijke huis in Algiers. Haar telefoon was afgesloten, haar appartement was leeggemaakt. Ze besefte dat ze de eerste jaren niet meer terug naar Parijs zou kunnen gaan. Dat vond ze eigenlijk nog het ergste, want ze was gaan houden van de arrogante en onbereikbare schoonheid van de stad en haar inwoners. Ze had er zich ergens wel mee kunnen identificeren. Het was het ideale kader gebleken om de leegte en de eenzaamheid van haar liefdeloze bestaan, ver weg van haar familie, een plaats te geven.

Alles was uiteindelijk volgens plan gelopen. Hij had twee keer een grote som betaald, maar toen ze een derde keer hadden geprobeerd, had hij afgehaakt. Ze hadden al meer gekregen dan verhoopt, en hadden hem dan verder maar met rust gelaten. Haar broer had drie weken lang gefeest, alles wat bewoog geneukt en zijn neus bijna kapot gesnoven. Daarna was ook hij terug naar huis gekomen. Ze hadden het geld geteld en netjes in twee verdeeld. De dag erna was ze terug vertrokken. Haar broer zou haar pas volgen als de volgende prooi in haar vizier zou komen.

Nu stond ze hier, trillend, in het damestoilet van de meest trendy club in Berlijn, duizend kilometer verwijderd van de plaats waar ze hem de laatste keer had gezien. Zou hij alleen zijn? Wellicht wel. Zo kende ze hem. “Mussen vliegen in groep, de adelaar vliegt alleen”, had hij haar lachend eens gezegd, toen ze hem had gevraagd waarom hij altijd alles alleen besliste zonder overleg of hulp.

Even overwoog ze nog naar hem toe te gaan om met betraande ogen en bevende stem uit te leggen, dat zij het ook niet zo had gewild, dat haar grote boze broer haar had gedwongen en dat ze van hem hield en alles zou doen om vergiffenis te krijgen. Ze besefte al snel dat hij helemaal niet het type was dat snel vergaf. Daarvoor had hij een te groot ego en een te sterk ontwikkeld onrechtvaardigheidsgevoel.

Haar instinct zei dat ze zo snel mogelijk weg moest, de taxi in, direct naar de luchthaven. Ze kon achteraf wel iemand sturen om haar spullen op te halen. De bestemming maakte niet uit, maar het moest ver weg zijn. Zo ver mogelijk. Maar hoe moest ze hier in godsnaam weggeraken?

Dan maar ten aanval, voeten vooruit, dacht ze. Ze griste een busje pepperspray uit haar tas. Toen ze de deur van het toilet opendeed, zag ze hem staan. Nog voor ze het busje op hem kon richten, gaf hij haar een enorme klap. Ze wankelde, verloor haar evenwicht en kon zich nog net vasthouden aan de deur van het toilet. De tweede klap kwam nog harder aan. Ze hoorde de muziek nog maar het geluid in haar hoofd werd stiller en stiller. Hij kwam op haar af, nam haar in een houdgreep en trok kaar hoofd met een korte snok naar achter. Ze zag de totale verwildering in zijn ogen. Toen ze uit haar ooghoek het blinkende lemmet van een mes zag, wist ze dat dit niet goed ging aflopen.

Haar vader zat naast haar en vroeg of hij de verbanden moest wisselen. De littekens in haar gezicht waren nog niet volledig dichtgegroeid en de pijn was bij momenten verschroeiend. Ze had nog niet in de spiegel durven kijken. Daar was het nog te vroeg voor.

Maar hoe tegenstrijdig het misschien ook leek, ergens vond ze wel een vorm van innerlijke rust en zelfs een begin van troost in het besef dat het leven misschien wel eens beter zou kunnen zijn, daar ergens in de schaduw van de schoonheid, ver weg van die parallelle wereld waar Thanatos altijd gewonnen spel heeft omdat Eros er simpelweg geen toegang toe heeft en waar liefde en bedrog toch altijd onlosmakelijk met elkaar waren verbonden.

De zon ging onder in Algiers. De stille glimlach onder haar verband was voor niemand zichtbaar maar de melancholie in haar ogen was van een onpeilbare schoonheid.

Dit verhaal werd geschreven door Dries Hommez (40) uit Erps-Kwerps. Vind je dat hij de KW Publieksprijs verdient, stuur dan een mail naar promotie@kw.be met ‘Dries Hommez’ in het onderwerp van de mail. Info over de wedstrijd vind je hier.