Bert Huysentruyt: “In de harmonie ben ik man geworden”

"Ik heb altijd al getrommeld" © Pieter Clicteur
Bert Vanden Berghe

De focus van Bert Huysentruyt, parttime drummer en fulltime dromer, ligt straks weer even bij het acteren, zowel voor televisie als op de planken later dit jaar. Tussendoor werkt hij ook aan een eigen familievoorstelling, waar hij samen met Nic Balthazar de liefde aan het trommelen verklaart. “De goesting is groot, heel groot.”

Hij blaast als we het steile stuk richting de dijk op het strand van Sint-Idesbald op wandelen. “Schrijf maar op dat ik een volling heb”, lacht hij. Of een slechte conditie? “Ik ben geen sportman, laat ons daarover eerlijk zijn, maar ik probeer wel regelmatig te joggen, al schiet het er bij in als het te druk is. Ik heb een drummersconditie.” Hij grijnst. “Een goed getrainde loper is ook niet noodzakelijk goed in fietsen.”

“Mijn vrouw ziet het veel eerder als mensen aan het staren zijn”

Bert zegt het niet met zoveel woorden, maar hij doet al de nodige kilometers met zijn twee kinderen. Die bleven voor de gelegenheid in het ouderlijke huis in Lendelede slapen. Het aanbod om in de caravan in de tuin te slapen, hebben Bert en zijn vrouw vriendelijk afgeslagen. Blijven liggen tot 7.30 uur in hun eigen bed, met een degelijke matras, voelde al als vakantie aan. Meestal roept de jongste van anderhalf al twee uur eerder dat hij wakker is. Hij herkent die – laten we het beleefd stellen – ‘energie’. “Mijn moeder heeft ooit gezegd: ‘als je kinderen hebt, hoop ik dat ze even ambetant als jij gaan zijn’!”

Was je rebels?

“Weglopen op familiefeesten, altijd mijn eigen goesting willen doen, een echte drama queen kortom. Na mijn zestiende is dat wat verminderd. Een tijd geleden moesten we op een familiefeest onze zoon echt naar buiten sleuren, waarop ik al lachende – en eigenlijk retorisch – tegen enkele verre tantes die ik nooit zie, zei: ‘Van wie zou hij dat mee hebben?’ Waarop zij bloedserieus en vol overgave: ‘Van jou! VAN JOU!‘”

Bert Huysentruyt:
© Pieter Clicteur

Kom je tot rust aan de kust of heb je er niets mee?

“Als ik eerlijk ben, heb ik het meer voor de bergen en de bossen. Bij mijn ouders is dat ook zo. Ik vind de Belgische kust wel tof, maar eerder in de winter. Liggen bakken op het strand tussen al dat volk, dat is écht niets voor mij. We kwamen hier wel altijd met de harmonie van Lendelede, rond 21 juli. Toen kwamen we marcherend vanaf het einde van de Strandlaan naar de kiosk, die toen nog op de dijk stond. Na dat concert waren we vrij, ging iedereen lekker eten om in de namiddag weer te marcheren…”

En ondertussen was je ‘opgewarmd’.

“We waren al opgewarmd vanop de bus (lacht). We hadden altijd zo’n hele brave buschauffeur die ons dan zag toekomen: ‘Waar zit die frigo hier?!’ En in die warme pakjes in die blakende zon, terwijl toeristen hier in hun zwembroek met een crème in hun handen stonden… geen wonder dat er hier vaak veel gedronken werd. Dat zijn tijden geweest. In het leger word je pas man, maar in de harmonie ook. Chance dat ze de legerdienst hebben afgeschaft. Ze hebben dat gedaan voor mij, denk ik.”

Zit muziek in het bloed?

Mijn ouders hebben elkaar in jeugdharmonie Burleske in Gullegem leren kennen. Mijn moeder is percussioniste en pianiste, mijn vader zit in een hoop jazzorkestjes. Hij zit niet meer in de harmonie, maar mijn moeder speelt nog wel in het trommelkorps. Mijn zus Griet speelt overigens contrabas en zit ook in het korps. Ze treedt overigens ook vaak op met de groep Brassaholic. Zolang ik me kan herinneren ben ik bezig met trommels. Ik sta zelfs als tweejarige met een trommel op het geboortekaartje van mijn zus.”

“Ik heb Luc De Vos pas echt leren kennen na zijn dood”© Pieter Clicteur

“Mijn eerste trommel was er eentje die mijn moeder van het trommelkorps had gekregen toen ze trouwde. Hij dateert uit de beginperiode van de harmonie. Die heb ik thuis nog staan. Naast een tamtam, die een tante nonneke van mijn moeder uit Afrika had meegebracht. Toen ik stokken had ontdekt, duurde het niet lang vooraleer ik door dat dierenvel zat.”

Wilden je ouders niet liever dat je een ‘echt beroep’ leerde, want die generatie…

“Mijn vader had vroeger professioneel muzikant willen worden, maar mocht niet, dus deed hij niet bepaald moeilijk. Ik weet nog goed dat ik met mijn ouders naar het toenmalige PMS ging en ze daar eigenlijk niet wisten wat ik wilde doen. Tot mijn moeder, een beetje gedesillusioneerd, zei dat ik wat muziek speelde. Toen viel hun frank en stelden ze de kunsthumaniora in Gent voor. Er was geen plan B, zelfs al is het inderdaad misschien een onzeker beroep. Ik heb mij daarover nooit zorgen gemaakt. De eerste keer dat ik dat wel gedaan heb, was toen Luc (De Vos van Gorki, red.) stierf. Het persoonlijke verlies was zwaar, maar je verliest ook een deel van je inkomsten.”

“Gorki was topsport: anderhalf uur kloppen, kloppen, kloppen”

Een heftige periode. Mis je die Gorki-tijd?

“Ja erg. Dat was echt supertof(stil). Ik zie ze af en toe nog, de gasten, maar niet zo veel. Onlangs zijn we nog samengekomen voor het boek (VOS, een biografie over Luc De Vos, red.) dat verscheen.”

Gek hoe mensen nog altijd zo onder de indruk zijn van zijn dood, maar ook van wie hij als mens was.

“Sedert zijn dood heb ik hem beter leren kennen. Vroeger zag ik één versie. Met dat boek las ik ook verhalen van andere mensen, begin je écht naar de teksten te luisteren en denk je: fuck, wat een simpele, geniale en fantastische, mooie mens was dat? Iedereen kende ook een andere soort Vos. Hij ging bijvoorbeeld ook nooit de confrontatie aan. Als iets niet goed was, moest ik het altijd een tijdje later van de manager horen. Terwijl hij wel wist dat hij het tegen mij mocht zeggen… Ja, dat laat je niet los. Onlangs was ik nog op een festival met Lenny & De Wespen, waar we de laatste tournee van Gorki ook hebben gestaan. Dat is heftig, maar tegelijkertijd ook thuiskomen. Die entourage, roadies, mensen backstage… Dat is een natuurlijke biotoop.”

“Ik ben van ‘zuipen! wijven!’ naar een fantastische freezenoogst gegaan en dat vind ik prima. Super zelfs.”© Pieter Clicteur

Je hebt twee kinderen, hoe rock-‘n-roll is je leven nog?

“Niet. Maar dat vind ik ook niet erg. Maar wat is rock-‘n-roll, hé? Vroeger was dat iets drinken en blijven plakken. Nu is de rock-‘n-roll voor die gasten zorgen, ze eten geven… mijn rock-‘n-roll zit in mijn moestuintje. Tomaten, venkel, bloemkool, radijzen, bonen… Ik heb een ongelooflijke freezenoogst dit jaar. Het is inderdaad van ‘Zuipen! Wijven!’ naar dit gegaan. En ik vind dat prima, super zelfs. Of ik het mis? Nee. Dat vertaalt zich nog wel eens in een occasionele destructieve avond, waarbij mijn vrouw niet te veel op mij moet rekenen. En de dag nadien ook niet (lacht). Maar ik hou ook van de simpele dingen: een barbecue met vrienden, een glaasje wijn… daar kan ik echt van genieten.”

Hoe kijken je kinderen naar hetgeen je doet?

“Met de jongste keek ik onlangs nog naar Zingaburia, maar die besefte het niet. Hij kijkt daar gewoon naar. Ik denk dat dat wel abstract is. Mijn oudste zoon wordt daar wel mee geconfronteerd. Als ik op school kom, dan is het bijna elke dag (snel): ‘Ben jij van Kosmoo? Kosmoo? Jij bent van Kosmoo, hé.’ Maar ik heb daar voor de rest weinig last van. Mijn vrouw ziet het eerder als er mensen aan het staren zijn. Ze vindt het ook irritant als ze foto’s nemen, maar twee seconden later merkt ze wel op dat ze Geert Hoste op zijn fiets zag passeren (lacht).”

Je volgde geen acteursopleiding, maar kwam toch in het wereldje terecht. Hoe ging dat?

“Op familiefeestjes speelde ik altijd ‘theaterke’ met neven en nichten, die met of tegen hun goesting moesten meedoen. Dat speelden we dan voor tantes en nonkels, ook al met of tegen hun goesting (lacht). Na mijn studies had ik al in een theatervoorstelling als drummer meegedaan. Daardoor heb ik veel kameraad-acteurs in Antwerpen. Eén van hen speelde mee in een reeks op Ketnet. Ik zei hem tussen pot en pint dat als ze ooit een figurant zochten… Twee weken later belden ze. Een klein rolletje met twee zinnen, maar ik was ongelooflijk nerveus. Frans Van der Aa kwam op mij af en zei droogweg: “Bert, het is maar tv.” Sindsdien is het van project naar project gegaan. Ik heb nog nooit gevraagd of ik op auditie mag komen – ik heb ook geen agent of zo – maar soms moet je geluk hebben. Voor Zingaburia vroeg ik of ik nog een tweede kans mocht krijgen en voor The Broken Circle Breakdown kreeg ik een telefoontje van Felix Van Groeningen, toen ik met een paar vrienden ben meegegaan voor een drink naar zijn thuis. Ik herinner mij dat het toen een erg pittige zomer was: de hele dag draaien en ‘s avonds optreden met Gorki. Gorki was op dat vlak echt topsport: anderhalf uur kloppen, kloppen, kloppen. Gelukkig gaat het er nu iets rustiger aan toe.”

“Volgend jaar breng ik een monoloog over drummen, samen met Nic Balthazar.”© Pieter Clicteur

Waarmee ben je nu bezig?

“Deze zomer nemen we een derde seizoen van Kosmoo op, dat waarschijnlijk volgend jaar te zien zal zijn.” “Ik heb ook opnames voor De Infiltrant (van Eigen Kweek-schrijver Philippe De Schepper, red.), waarvoor ik vier dagen naar Malaga moet. Er komt een vierde seizoen van de Zonen van Van AsFlink wat televisie dus, maar dit najaar en volgend voorjaar komt er weer theater op mijn pad. Eind december hernemen we Sunjata, een voorstelling die ik een paar jaar geleden al deed. Een fantastische vertelling van Pieter Embrechts en Dimitri Leue is dat. Aansluitend ga ik in februari in première met Hells Bells, met Ben Segers, Dominique Mondelaers en Lucas Van den Eynde, over een metalband op leeftijd. Natuurlijk ben ik de drummer (lacht). Daarna kom ik met een eigen voorstelling over trommelen, een familievoorstelling die ik uitwerkte met regisseur Nic Balthazar, die ook verzot is op drummen. Het wordt een soort monoloog, waar we ons enthousiasme voor dat drummen willen omzetten in goesting bij de mensen. En die is groot. Heel groot, ja.”

(Tekst Bert Vanden Berghe / Foto’s Pieter Clicteur)