“Dát is nu mijn papa!”

© Foto Kurt
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Geen boeiender ras dan het West-Vlaamse, vindt ook Stephanie Coorevits. De schrijfster, psychologe en televisiemaakster laat zich graag inspireren door de West-Vlamingen en hun gewoontes.

Toen ik klein was, was ik belachelijk trots op mijn vader. Af en toe kwam hij ons ophalen van school en parkeerde dan vlak voor de schoolpoort. Met zijn volle 1m95 scheen hij de hele speelplaats in beslag te nemen. Zijn ogen gingen verborgen achter een donkere zonnebril maar zochten zijn drie dochters. Wij vlogen dan met zijn drieën op hem af, grepen zijn hand klemvast en paradeerden met hem over de speelplaats, breed glimlachend naar onze klasgenootjes en gilden: “Dát is nu mijn papa!”

Toen brak de puberteit aan. Hoewel mijn bewustzijn zijn best heeft gedaan die donkere jaren te verdringen, meen ik me het volgende toch nog te herinneren: overslaande stemmen, ongelofelijke foute kleren met dito kapsels en een diepe haat jegens mijn ouders van wie het enige levensdoel duidelijk bestond uit het boycotten van mijn sociale ontwikkeling. Waarom anders vonden discussies als deze plaats?

Ik: “Mama, papa, vanavond is er Chirofuif, hoe laat moet ik thuis zijn?”

Aliens vermomd als ouders: “Twaalf uur”

Ik (schril): “Twáálf uur???? Wie ben ik, Assepoester? Ik heb pas om tien uur afgesproken!”

Mentaal hoogbejaarde ouders: “Spreek dan af om zes uur?”

Ik: “Aarrrgghhh! Jullie snappen er niets van!! De fuif begint pas om tien uur!”

Sadisten pur sang: “Als je nog lang zaagt, wordt het elf uur dertig.”

Ik: *niets* (want ik ben op dat moment aan het stikken van woede).

Toen mijn vader enkele uren later prompt besliste om een kijkje te komen nemen op desbetreffende fuif, kunnen we gerust stellen dat de fierheid die ik eerder op de speelplaats ervoer in fuif-context niet bepaald herhaald werd.

Gelukkig ging de storm aan razende hormonen uiteindelijk liggen en maakte plaats voor gezond verstand. Nu zie ik in dat mijn vader – met drie dochters – als de dood moet zijn geweest dat een of andere langharige nozem ons zou wegkapen en vol zou steken met drugs en – (nog erger) – lichaamssappen. Hij moet nachten wakker hebben gelegen, de minuten tellend tot hij de sleutel in het slot hoorde en opgelucht kon ademen: zijn dierbare meisjes lagen niet verkracht en in stukken gezaagd in een greppel. Mijn papa bleek bij nader inzien geen psychopaat te zijn, maar gewoon een bezorgde ouder die zijn kinderen het liefst altijd zou beschermen tegen de harde, boze buitenwereld, maar niet anders kon dan ze vroeg of laat te lossen, hopend dat hij zijn werk goed had gedaan.

Dus toen ik hem een tijdje geleden op een verjaardagsfeest voorstelde aan mijn vrienden, greep ik zijn hand, keek stralend van trots rond en gilde: “Dát is nu mijn papa!”