Augustijn Vermandere: “Veel mensen zijn bang van te veel geluk. Ik ook, ja”

"Ik ben opgegroeid in een warm nest. Ik heb een hele mooi kindertijd gehad." © PIETER CLICTEUR
Bert Vanden Berghe

Geen feest zonder muziek, dat weet Augustijn Vermandere al langer dan vandaag. De Oostendenaar groeide er thuis mee op en aan de vooravond van de release van zijn eerste plaat in het West-Vlaams praat hij eerlijk en honderduit over de weg die hij aflegde, al dan niet met toeters en bellen. “Sommige zaken die ik zing, durf ik eigenlijk niet te vertellen.”

‘West-Vlamingen zijn noois content.’ Het was het niet bepaald feestelijke zinnetje in zijn hoofd dat onverwacht aan de basis lag van een West-Vlaamse cd en een nieuwe artiestennaam. Augustijn Vermandere is voor alle duidelijkheid wél content, al dan niet in de schouwte van zijn vader, zoals hij het zelf omschrijft.

“Mijn vader was beter. Punt. En dat is oké. Helemaal oké.” Augustijn grijnst, blik naar beneden. Hij is nuchter, bedachtzaam, ingetogen ook. Kijkt niet vaak op tijdens ons gesprek, neuriet van zodra hij rondloopt. Steevast een zonnebril dichtbij en dat heeft dan weer te maken met de oogafwijking die zijn leven beheerst. Maar opvallend minder dan zijn gezin en de muziek. En zijn zoon Mozes wil later ook graag ‘zingenaar’ worden. “Hij houdt meer van feesten dan ik. Ik blijf graag thuis, maar als we aan hem vragen: zijn we weg? Dan duurt het niet lang. ‘Restaurantje?’, zegt hij dan. Dat was trouwens een van de eerste ‘lange’ woordjes die hij kon. Geweldig als je iets gaat eten en je dan je doorgaans timide kind de juffrouw hoort roepen om iets te bestellen.” Of hij zelf een bourgondiër is? “Op oudejaarsavond ben ik nog eens doorgezakt en ik moet toegeven dat ik wat gaten in mijn geheugen heb. Maar feesten is voor mij evengoed een pintje drinken met de vrienden na een goed optreden. Als kind was het feest als mijn vader de barbecue aanstak. Hij had zo’n gigantisch grote zelfgemaakte grill, afgekeken van de Duitsers die er hun Spiessbraten op klaarmaakten.”

Heb je nog altijd zo’n goeie band met je familie?

“Ja. Mijn jongste zus woont hier vlakbij en haar zie ik misschien nog het minst. Je zal het nooit anders zien. Ik heb een tijdje samen met haar gespeeld en toen zag ik haar wel vaak. Met mijn broer, die in Antwerpen woont, was dat ook zo. We hebben ooit nog familieconcerten gedaan, mijn vader met zijn vier kinderen. Toen brachten we elk een liedje en zorgden de anderen telkens voor de begeleiding. Mijn zus en ik zongen in het Engels, wat een aantal aanwezige fans van mijn vader maar matig kon appreciëren. Zijn manager kreeg dan ook een paar boze reacties achteraf.”

Waarom zong je in het Engels?

“Ik was een grote fan van The Beatles. Als je opgroeit in de jaren 80 kan je niet rond Sting en later groepen als de Red Hot Chili Peppers. Ik was ook een grote fan van de bekende jazzmuzikant Keith Jarrett, die heb ik echt grijsgedraaid. Mijn vader is grootgebracht met Franse chansons, ik eerder met de muziek van MTV.”

(Lees verder hieronder)

“Ik was al snel geconfronteerd met de vergankerlijkheid van alles.”© PIETER CLICTEUR

Wie is Augustijn Vermandere?

Augustijn Roger Anna Kris Willemszoon Vermandere (41) werd geboren in Veurne. Vandaag woont hij in Oostende met zijn vrouw Joke Neyrinck en hun zoontje Mozes (6).

Hij volgde muziekacademie en won met het bandje The Johnsonz de wedstrijden Verse Vis en Westtalent 2003. Hij schreef de muziek voor het kinderfiguurtje Hopla en maakte ook muziek met zijn vader Willem, broer Peter en zus Amalia. In 2009 ging hij solo onder de naam ‘Willemsson’ en bracht al drie albums uit.

Augustijn brengt eind februari een cd uit met West-Vlaamse nummers. Op 1 maart stelt hij die voor in De Grote Post in Oostende.

Maar de liefde voor muziek zat er wel altijd al in.

“Er stonden altijd instrumenten bij ons thuis en toen ik naar de muziekschool ging, wist ik: dit is het. Zelfs de theorie vond ik inspirerend. Toen ik de eerste keer mijn twee handen op een piano zette, vond ik dat echt cool. Die harmonie, die controle over die emoties… het is een microbe, zeker? Zelfs toen ik later ging studeren, was ik vooral bezig met mijn trackrecordertje op kot. Toen vroeg ik me af of ik echt nog wel tijd wilde steken in mijn studies. Toen ik naar Oostende verhuisde in 2000 en hier mijn studio bouwde, was ik vertrokken.”

Is er ooit een plan B geweest?

“Af en toe wel eens. Na al die platen die niet marcheerden. (lacht) Een paar jaar geleden heb ik informatica gestudeerd, maar na een tijdje zo’n job te doen kreeg ik last van mijn nek. Omdat ik ook in de studio veel achter een scherm zit, was de combinatie alsmaar moeilijker. Als je lichaam niet meer mee wil, dan is dat een teken.”

Van niets iets kunnen maken, om het dan los te laten te zien leven? Heerlijk!

Je schreef vorige zomer het nummer ‘Noois content’. Geschreven uit een zekere frustratie?

“Nee, eerder met veel humor. In Steenkerke deed ooit het verhaal de ronde van iemand die zelfs bij mooi weer niets beters kon zeggen dan ‘hoe lang gaat het ook weer duren?’. Veel mensen zijn soms bang van te veel geluk, merk ik. Ik kan daar wel in komen. Als het allemaal goed gaat, dan denk ik ook wel eens: oei, wat als…”

Dus zelf ben je niet snel tevreden?

“Ik denk vooral dat het altijd wel beter kan. Het heeft misschien iets met mijn katholieke opvoeding te maken: je moet toch wat afzien. En er bestaat niet zoiets als op je lauweren rusten, je moet blijven doorwerken.”

Is dat de reden dat je blijft doordoen? Want zoals je zelf aangeeft, zal je vader altijd wel als beter beschouwd worden.

“Mijn vader heeft heel wat straffe dingen gedaan, dat zie ik aan zijn nummers en zijn boek met liedjesteksten.”

“Als ze ons per se willen vergelijken, dan doen ze maar. Ik heb er geen last van om mijn meerdere in mijn vader te erkennen. Dat wil niet zeggen dat ik niet doe wat ik wil. Zoals mijn broer ooit zei: ‘leve de schaduwplantjes’.” (lacht)

“Mijn producer is mijn klankbord”

Alhoewel hij uit een grote muzikale familie komt, klopt Augustijn toch in de eerste plaats aan bij Pedro De Bruyckere om een plaat mee vorm te geven. “Mijn producer is mijn klankbord. Hij heeft een rijke catalogus in zijn hoofd zitten en zegt ook snel zijn gedacht. Ik ga ook wel bij mijn familie aankloppen, maar eerder in tweede instantie. Als het al iets definitiever is qua vorm. Voor creatieve input werkt dat niet zo goed. Mijn vader zegt ook altijd: ‘doe maar deure’. (lacht) Al heel zijn leven: ‘doe maar deure’. Dat zei hij ook toen mijn vrouw hem vertelde dat ik aan het werken was aan West-Vlaamse nummers. Het grappige is dat ik dat ook vaak zeg, als ik raad moet geven: ‘doe maar deure’, je komt er wel.”

Wat toch wel atypisch is voor iemand die op een podium stapt.

“Da’s waar. Dat is ook de reden dat we heel bewust voor de naam Augustijn kozen en er mijn familienaam niet hebben bijgezet. Het is al gebeurd dat meer dan de helft van de zaal gevuld was met fans van mijn vader. Stom? Het is wat het is, ik kan dat niet echt veranderen. Als er niemand in de zaal zit is het nog erger. Ik zou dat idee natuurlijk voorbij willen steken, maar ook mijn vader moet zich nog altijd bewijzen. Mensen komen ook vooral voor zijn bekende nummers. Ik heb van hem geleerd dat je niet moet kiezen tussen ‘spelen wat zij willen’ en ‘spelen wat jij wil’. Het is niet ‘of’, maar ‘én’.”

“Ik heb wel het gevoel dat ik in het West-Vlaams net iets vrijer ben. Ik dacht eerlijk gezegd dat ik meer beknot zou zijn. Sommige zaken die ik zing, durf ik eigenlijk niet te vertellen. Maar net als in het Engels blijf ik zingen over mijn angsten, de liefde, kritisch denken…”

We gaan even het strand op voor een aantal foto’s. Zijn zonnebril kan niet ontbreken, want de zon reflecteert in de maagdelijk witte sneeuw. Hij houdt van de oneindigheid van de kust. Het gevoel van eindeloze vrijheid en een zicht dat nooit verveelt. Een zicht dat jammer genoeg wel alsmaar waziger wordt. En dan komt een onderwerp aan bod, dat hij net als zijn vader, óók niet uit de weg gaat. Hij lijdt immers aan de genetische afwijking retinoschisis, die ervoor zorgt dat zijn centraal gezichtsvermogen langzaam verdwijnt. “De meesten met die aandoening zien tegen hun 20ste niets meer. Met mijn beste oog heb ik een zicht van 20 procent, bij mijn ander oog is dat 15 procent.” Autorijden mag hij niet meer. Doet hij ook niet meer, zeker sinds die keer dat hij los voorbij de politieagenten reed die hem wilden doen stoppen.

(Lees verder onder de foto)

“Ik heb al gehad dat er vooral fans van mijn vader in de zaal zaten. Maar als er iemand in de zaal zit…”© PIETER CLICTEUR

Ik kan mij voorstellen dat die diagnose wel snoeihard was.

“Vooral omdat ze er niets aan kunnen doen. Ik was 29 en mocht niet meer met de auto rijden. En dan begin je aan al die andere praktische zaken te denken. Je bent sneller geconfronteerd met de vergankelijkheid van alles. Het kan opeens allemaal gedaan zijn en je bent content met wat je wél nog kan. Je begint echt zo te denken.”

Hoe was dat om vader te worden, dan? Want je wil je kind toch letterlijk en figuurlijk zíén opgroeien?

“Ik was toen nog geen vader, maar ik stelde me toen wel al die vraag. Ik had vooral schrik dat als hij nog heel klein was ik hem bijvoorbeeld uit het oog zou verliezen op het strand. Maar hij weet dat ik het niet altijd zie en houdt daar ook rekening mee.”

Ik vroeg me op een gegeven moment af of ik gek aan het worden was

Je hebt het al een paar keer over schrik en angst gehad. Is dat iets wat je leven beheerst heeft?

“Ja. (denkt na) Bij iedereen, denk ik. Veel mensen hebben daar last van. Toen ik nog studeerde, heb ik een periode angstaanvallen gehad, dat was ook de reden dat ik iets radicaal anders ben beginnen te doen.”

Was het een soort faalangst?

“Een zekere vorm, ja. Ik zat in de klas en voelde dat mijn vel wat begon te… kruipen. Achteraf bleek ik gewoon te veel koffie gedronken te hebben, maar je begint je slecht te voelen en dat gevoel versterkt zichzelf. Angst creëert angst. De week nadien had ik hetzelfde gevoel in de klas, zonder koffie gedronken te hebben. Dan vraag je je toch van alles af.

Ben ik zot aan het worden? Is er iets mis met mij? Het heeft een tijdje geduurd vooraleer ik er weer van af was. Tot ik begon op te treden eigenlijk.”

“Ze zitten niet op je te wachten”

“Er is niet veel tijd voor ontspanning de laatste maanden, alles draait rond mijn nieuwe cd. Er komt ook veel bij kijken, want ik wil zoveel mogelijk zelf doen. Ik wil niet zo’n muzikant zijn die alleen maar muziek maakt en ervan uitgaat dat de rest maar vanzelf moet gaan. Ik weet al lang dat dat niet meer werkt. Tegenwoordig zitten ze niet op je te wachten, dus kom je maar beter zelf naar buiten.”

Dus had je geen podiumvrees?

“Zo moest ik echt door die angst heen. Je stapt een podium op en beseft: ik leef nog, is dat nu zo erg? Ik heb langzamerhand een soort klik gemaakt en die aanvallen zijn weggegaan. Maar ik weet nu dat angst iets heel sterks is. En dat heel veel mensen angststoornissen hebben. Ik heb daar ook nooit iets voor genomen, ik had er wat schrik voor.”

Wat een beetje ironisch is…

(lacht) “Ik las dat zoiets verslavend kan werken. Angst eigenlijk ook. Ik durfde niet meer op een tram te stappen, in de bus dacht ik ook: wat als ik hier iets krijg? Ik durfde niet meer in een cinema of een zaal…”

Het helpt ook niet dat je een onzekere job hebt en ondertussen ook de verantwoordelijkheid draagt voor een kind.

“Ik stel me eerder de vraag of ik er wel altijd kan zijn, in plaats van dat financiële aspect. Ik ben opgegroeid in een warm nest, en dat was altijd het belangrijkste. Ik heb een hele mooie kindertijd gehad. We hadden geen grote luxe, maar ook niets te kort. Ik mocht een gitaar hebben, want we gingen toch niet skiën, redeneerde mijn vader. Vandaag zijn er nog veel mensen die het gek vinden als je 1.500 euro voor een gitaar uitgeeft. Dat zijn dan wel diegenen die een weekje op reis zijn geweest en daar waarschijnlijk nog meer voor betaald hebben. Het toont alleen maar aan hoe relatief het allemaal is.”

(Lees verder onder de foto)

Augustijn Vermandere:
© PIETER CLICTEUR

Redeneer je vaak zo?

“Ik stel me vaak de vraag hoelang we hier nog zullen rondlopen. Als we nú niet doen wat we willen, wanneer dan wel? Mensen die werken voor hun pensioen… ik geloof daar niet in.”

Kwam dat besef al vroeg?

“Als jongvolwassene ga je eeuwig leven. Dat had ik wel. Maar mijn ogen, mijn lichaam dat niet altijd meewilde… ik weet het niet. (stil) Ik heb een neefje dat heel vroeg gestorven is, het eerste kleinkindje in de familie en dat is een stevige realitycheck geweest. Dan weet je, er zijn geen garanties dat dit blijft duren. Daarom wist ik ook altijd vrij snel in mijn jobs: dit kan ik niet lang volhouden, is dit nu de bedoeling?”

Wat is dan je grote droom?

“Nog lang mijn goesting kunnen doen. Daar haal ik mijn voldoening uit. Van niets íéts maken, eraan werken, eraan bouwen om het dan los te laten en het te zien leven. Heerlijk.”