Bart Herman: “Ik voel me al heel mijn leven 18 jaar”

© Phile Deprez
Bert Vanden Berghe

Muzikant Bart Herman mocht vorige week 60 kaarsjes uitblazen, maar hij paste vriendelijk voor een groot feest. Naar eigen zeggen zijn een verjaardagsconcert en een etentje met de familie thuis het summum van genieten en gelukkig zijn. “Ik heb er gestaan, maar het was nooit mijn ambitie om een Sportpaleis te vullen.”

‘Een man kan zichzelf een succes noemen als hij ‘s morgens opstaat en ‘s avonds gaat slapen, en daar tussenin kan doen wat hij wil doen.’ De quote van Bob Dylan, van wie het logo de unieke Gibson-gitaar van Bart Herman siert, is de Wevelgemse singer-songwriter op het lijf geschreven. Muzikant in hart en nieren, de ziel van een zwerver en de geest van iemand die zich nog lang geen zestig voelt, zelfs al spreken de cijfers hem sinds vorige week tegen. Die verjaardag vierde hij niet met veel toeters en bellen. “Ik ben geen traditionele feester“, lacht hij. “Als ik het woord hoor, word ik al nerveus.”

Waarom?

“Ik denk dat het te maken heeft met mijn vak. Ik let bij een feest steevast te veel op de technische aspecten. Als iemand een tuinfeest wil geven, dan wil ik meteen weten of het mooi weer zal zijn en wat ze gaan doen als het regent. Een tent? Welke tent is dat? En ja, ik wil wel een liedje spelen, maar welke installatie is er voorzien? Mijn aandacht gaat vooral daarnaartoe. Ik heb dat ook met optredens. Ik ga liever naar toneel of een stand-upcomedian kijken, dan naar een singer-songwriter, want het neemt vaak mijn hele beleving weg. Weet je wat voor mij feest is? Een boek lezen in de zon. Ik hou enorm van de zon. Mijn voeten op een bankje of in het zand en dan in dat boek verdwijnen. Dat is geluk.”

Ik wist goed genoeg dat als ik vader zou worden, dat een catastrofe zou worden.

En hoe vier je dan wel graag een verjaardag?

“Met mijn familie bij mij thuis, aan tafel. We zijn enorme babbelaars en zeveraars. Dan speecht mijn vader, doet mijn broer of zus iets – we zijn een vrij expressieve familie – en eten we samen iets. Zo die typisch mediterrane mentaliteit van aan tafel te blijven zitten. Dat mag je ook niet onderbreken. Op een feest vind ik dat dodelijk: de muziek die al volle bak staat, waardoor je geen woord meer kan zeggen aan tafel.”

Had je moeite met zestig worden?

“Nee, absoluut niet. Alhoewel, met dit getal te zien en te horen is het nu onomkeerbaar dat ik tot de ‘ouderen’ word gerekend. Ik ben al heel mijn leven 18 jaar. En tot je 59ste kan je dat nog zeggen, want ‘je bent nog jong’, maar nu…” (grijnst)

Bart Herman:
© Phile Deprez

Ben je een nostalgische mens?

“Best wel. Ik heb een heel onbezorgde kindertijd gehad, en cliché of niet: dat was de schoonste tijd van mijn leven. Ik was ook geen uitzonderlijk opstandige puber. Integendeel zelfs. Als kind mocht ik veel, heel veel, maar mijn ouders pakten het pedagogisch slim aan. Ik had niet veel reden om te rebelleren. Zo maakten ze er ook geen probleem van toen ik iets artistieks wilde doen.”

Maar ze wilden vast eerst dat je een stiel leerde.

“Ja en nee. In veel gevallen raden ouders dat aan, in de hoop dat je zo gaandeweg die droom opgeeft. Maar mijn ouders méénden het. Eigenlijk wilde ik naar de toneelschool, maar de muziekgroep waarin ik zat, trok mij meer aan. Ik heb toen mijn legerdienst gedaan, maar ik wist daarna niet wat ik wilde. Ik heb toen twee jaar bijgetekend. Daarna heb ik nog even in een bibliotheek gewerkt. Ik was al die tijd bezig met een platenfirma of een zeker platform te zoeken, maar dat bleek verschrikkelijk moeilijk in de jaren 80. Uiteindelijk ben ik toen in de Caraïben beland met mijn muziek.”

In de Caraïben dan nog?!

“Ik deed een soort auditie voor een cruise, waar ze mensen zochten die verschillende talen spraken, mensen konden begeleiden en die konden zingen. Ze zouden een half jaar in de Caraïben vertoeven om daarna de Baltische zee aan te doen. Daar tussenin waren we een dag of 14 thuis. Ik had in die 14 dagen een optreden in een restaurant in hartje Brussel. Een van de gasten daar bleek in de platenbusiness te zitten en was wel gecharmeerd door mijn nummers. Ik zong in het Engels, hij was Franstalig en toch stelde hij voor om in het Nederlands te zingen. Er bleek in mijn afwezigheid een commerciële televisiezender (VTM, red.) opgestart te zijn, en volgens hem was het hét moment om iets in het Nederlands te doen.”

Bart Herman:
© Phile Deprez

“Ik had meteen een optreden in Tien om te Zien, maar het duurde nog een jaar of drie en een singletje of vijf tot ik meedeed aan de preselecties van het Eurovisiesongfestival (met het nummer ‘Ik ga dood aan jou’, red.). Vanaf toen was ik vertrokken. Eigenlijk is het achteraf gezien best grappig dat je een heel decennium op zoek gaat naar een platenfirma, de wereld rondtrekt met je muziek en dan compleet toevallig ontdekt wordt in een Brussels restaurant. Ik had het eigenlijk al opgegeven, ik zou gewoon nog zo lang mogelijk de wereld rondreizen met mijn muziek.”

Geloof je in toeval?

“Je kan het in elk geval soms een handje helpen. Als je altijd maar voortdoet en niet opgeeft, dan komt het wel op je pad.”

“Als ik niet op dat cruiseschip had gespeeld of in dat Brussels restaurant, dan had ik die man misschien nooit ontmoet. (denkt na) Weet je, waar ik wél in geloof is geluk. Je moet talent, een zekere gedrevenheid en wilskracht hebben maar ook een flinke portie chance. Als je kijkt naar de geschiedenis van veel muzikanten, dan zijn ze er bijna allemaal geraakt met geluk. Onvoorstelbaar bijvoorbeeld hoeveel Elvis Presley er had. Maar het is ook hard werken. Op die cruise had ik niet bepaald een luxeleven. Ik was een deel van de crew. Overdag meehelpen, pingpongtornooien organiseren en dan ‘s avonds een show. Dat was een harde, maar plezante leerschool.”

Toen je terug in België was, waar was dan precies je thuis?

“Ik had geen thuis. Ik woonde toen in Leuven. Ik had een studentenkot dat ik huurde. (lacht) Soms droom ik daar nog van, dat ik thuiskom en dat er andere mensen wonen. Dat ik niet goed weet waarnaartoe. Echt, nu nog altijd. Ik heb me uiteindelijk in het Leuvense gevestigd en dat is altijd wat mijn uitvalsbasis gebleven. Als ik een dagje vrij heb, durf ik ook al eens tot daar te rijden. Samen met West-Vlaanderen is dat zowat mijn heimat.”

Kom je er nog vaak?

“Meestal beroepshalve. Ik heb ook nog een nicht en een neef in Wevelgem, die ik opzoek. Mijn broer, die professor is, woont in Mechelen en mijn zus, die juriste is, woont in Scheldewindeke. Mijn broer is sinds kort emeritus. Hij gaat nu met pensioen, terwijl ik aan het begin van mijn carrière sta.”

Bart Herman:
© Phile Deprez

Het begin?

“Elke twee jaar pak ik uit met een andere theatershow. Een nieuw album, nieuwe liedjes, een nieuwe bezetting ook. Elke keer denk ik: nu heb ik echt mijn draai gevonden, dit is wat ik wil doen. Het is elke keer weer een soort hergeboorte. Want het laatste wat ik wil doen, is teren en toeren op basis van één hit. In dit vak kan je niet op je lauweren rusten als je wil blijven meedraaien.”

Heb je nog altijd het gevoel dat je jezelf moet bewijzen?

“Dat is geminderd. Ik wil mezelf ook niet heruitvinden. Wat ik wel wil is alles wat ik heb, euh… bestendigen. Echt, als ik dit nog een paar jaar kan doen, dan zou ik een hele contente mens zijn. Of ik nog wat wil realiseren? Ik had het er nog net over met mijn vrouw: ik heb nooit de ambitie gehad om in een Sportpaleis te staan. Ik héb er al gestaan, onder meer met de Nekka-Nacht. Maar dat is mijn ding niet. Ik vind dat niet tof, eerlijk gezegd, ik sta er te ver van mijn publiek. Bovendien is er een verschil tussen muziek en business. Wat muziek betreft, heb ik het gevoel dat het goed zit. Op de business heb je niet altijd vat. Alles is ook zo veranderd. Dat ik naast optreden ook mijn eigen liedjes schrijf en zo het auteursrecht behoud, maakt het leefbaar. Anders moet je optreden voor een hele hoge gage. Zo zijn er ook, maar ze zijn niet dik gezaaid. Ik heb een trouw publiek en blijf ook meedraaien op de radio. Niet elk nummer wordt overigens gedraaid bij mijn ‘moederzender’ Radio 2, maar ik heb daar wel een zekere credibiliteit opgebouwd.”

“Alles zit zo in vakjes tegenwoordig. Ik hou me daar niet meer mee bezig.”© Phile Deprez

Veel artiesten moeten nochtans vechten voor airplay.

“Is het vechten voor airplay? Of is het simpelweg niet goed genoeg zijn? Misschien moet je ook eens durven na te denken over de functie van radio. Ik merk toch dat er nieuwe talenten opkomen die wel gedraaid worden.”

Je bent iemand die altijd vooruitgaat. Sta je nooit eens stil?

“Mijn vrouw is zowat mijn manager, dus ik sta letterlijk op met de muziek en ga ermee slapen. We hebben geen boekingskantoor en houden alles zelf in handen. Dat heeft enorme voordelen, maar we moeten er ook af en toe eens opuit, op weekend, om het níét te hebben over de showbizz.”

“Gewoon wat wandelen in Zeeland, wat winkels doen, lekker eten… dat doet enorm veel deugd. Maar aan muziek kan je niet ontsnappen. Het is altijd al mijn passie geweest. Ik zie dat ook bij mijn vader. Als die bij mij thuis komt, zit hij bijna de hele tijd achter de vleugelpiano. Hij dénkt muziek en ik herken mij daar ook heel hard in.”

Ziek worden is mijn redding gebleken.

Toch moest je 15 jaar geleden noodgedwongen stilstaan.

“Ziek worden is mijn redding geweest. Eigenlijk heeft de impact vijf seconden geduurd. Dat is heel raar. Je voelt dat er iets niet klopt en dan zit je bij de dokter en spreekt hij het woord uit: kanker. Voor veel mensen voelt het dan alsof de grond onder hun voeten wegzakt, maar er overviel mij een soort onverklaarbare rust. Dat komt omdat ik wist hoe het kwam: alcohol en sigaretten. Ik wist dat ik niet goed bezig was en kon alleen maar denken: voilà, het is nu aan mijn toer. Drie seconden later zei de dokter dat we het zouden genezen, en ik was meteen weer helemaal mee. Toen ik na de operatie weer op mijn kamer lag, wilde ik alweer schrijven en mijn show afwerken. Voor de mensen rond mij was het veel ambetanter dan voor mezelf. Maar ik heb sindsdien geen druppel meer aangeraakt, laat staan een sigaret. Ik had dat blijkbaar nodig, zo’n schokeffect.”

En speelt dat nu in je hoofd, dat sterfelijkheidsgevoel?

“Nee, het is eerder iets van: oké, ik ben er nu van af. Het is al mijn toer geweest. Alsof het niet kan terugkomen. Vorig jaar had ik wat last van mijn stem. Er bleek uiteindelijk niets aan de hand te zijn, maar je denkt wel: wat als ze in kracht afneemt of gewoon wegvalt. Als ik mijn stem kwijt zou zijn, zou ik wel nog kunnen schrijven, maar dat ik mijn nummers niet meer op een podium zou kunnen vertolken, lijkt me verschrikkelijk. Dat is alsof je een beeldhouwer zijn handen afhakt. Hij kan het beeld nog wel zien, maar het niet meer maken.”

Bart Herman:
© Phile Deprez

Onzekerheid is wel een grote factor in een artistiek bestaan.

“De eigenlijke stabiliteit is er nog maar sinds een jaar of tien, vijftien, dat mag je gerust weten. Tot mijn dertigste had ik ronduit een soort zwerversleven. Maar sinds we enkele jaren geleden alles in eigen handen hebben genomen, zijn we veel geruster.”

Muziek kwam altijd op de eerste plaats. Mis je geen kinderen om die passie aan door te geven?

“Het was wel mogelijk, want mijn ouders hadden drie kinderen en er was ook altijd muziek. In onze familie hebben we het Obelixsyndroom. We zijn echt in een ketel gevallen, van muziek. Als ik kijk naar de kinderen van mijn broer en zus. Dat is onvoorstelbaar. De ene doet Lemmensinstituut en musicologie, de andere speelt voortreffelijk piano… Qua muzikale genen zit het goed.”

“Ik ben wel zo’n vijftien jaar lang een soort plusvader geweest. Ik heb een lange relatie gehad met een vrouw die kinderen had, en ik zag die kinderen opgroeien van peuters tot jongvolwassenen. Daar ben ik wel dankbaar voor. Ik heb ook nog altijd een heel goed contact met hen. Het zijn ook ergens mijn kinderen en ze kunnen altijd op mij rekenen. Ik ben niet volledig kinderloos, da’s wel plezant. Als ik hen niet had gehad, dan had ik wel iets gemist, denk ik.”

Bart Herman:
© Phile Deprez

Maar zelf vader worden kwam er niet van?

“Toen ik 25 was, kreeg ik echt heel vaak te horen dat ik geen verantwoordelijkheid durfde te nemen. Ik durfde dat net wel. Ik wist zeer goed dat als ik toen vader zou worden, dat een catastrofe zou zijn. Ik was met heel andere dingen bezig. En nu heb ik het gevoel dat ik op mijn plooi ben en dat ik er wél tijd voor zou hebben, maar ik heb die keuze gemaakt en ga daar ook niet over zagen.”

Je straalt een zekere rust uit.

“Ik zit wel op mijn plaats, ja. Het is niet altijd zo geweest. Wat ik nu doe is wat ik altijd wilde doen. Op scène staan en mensen beroeren. Weet je, ze hebben mij ooit voorgesteld om de Lotto Arena te vullen, maar ik heb gepast voor die toeters en bellen. Het is fijn, zo’n groot publiek, maar als je tijdens een nummer alleen aan de piano zit, dicht bij je publiek, valt alle ballast weg. Dan wordt alles tot een unieke, pure en intieme vorm herleid. Dát is het. Dát is feest.”

Wie is Bart Herman?

– Bart Herman werd op 14 februari 1959 geboren in Wevelgem. Later verhuisde het gezin naar Wetteren. Vandaag woont hij met zijn vrouw in Halle.

– Hij studeerde Germaanse filologie, maar koos na zijn studies voor de muziek. In de periode dat hij optrad op een cruiseschip, kreeg hij een platencontract aangeboden. Een paar jaar later brak hij door met het nummer Ik ga dood aan jou. Het lied werd intussen opgenomen in de Eregalerij van Radio 2.

– Bart maakte al bijna 20 albums en trekt vandaag nog altijd volle theaterzalen met zijn muziek.

www.bartherman.be

“Enorme fan van Toon Hermans”

“Dat gevoel van het hele publiek op je hand te hebben, dat het mooi vindt wat je doet, dat is prachtig. Je kan heel veel afleiden uit de manier waarop je van een podium stapt. Op die adrenaline alleen kan ik twee tot drie dagen kicken. Ik gebruik veel verhaaltjes en bindteksten, iets wat ik altijd erg bewonderde bij Toon Hermans en later ook bij Urbanus. Als Toon Hermans opkwam, gebeurde er iets magisch. Toen in Nederland een museum rond hem opende, kreeg ik van zijn zoon een rondleiding achter de schermen. Wat daar allemaal stond, van zijn hoeden tot spiekbriefjes… Toen vóélde ik echt dat metier en hoe plezant dat wel kan zijn.”

“Een nummer in het buitenland? Graag!”

“Misschien koester ik toch één stiekeme droom, ja. Al heb ik die zelf niet in de hand. Ik zou het geweldig vinden als een nummer internationaal opgepikt zou worden. Ik ben heel goed bevriend met Garland Jeffreys (van de wereldhit Take me to the matador, red.). Hij vraagt al een jaar of tien of ik niet eens naar hem kom in New York. Stel dat we samen iets doen op muzikaal vlak en hij gooit het op zijn album, of het wordt ergens opgepikt in een reclamefilmpje of zo… Dat zou wel heel fijn zijn, ja.”