“Niemand zit op mij te wachten”

© Phile Deprez
Bert Vanden Berghe

In De Collega’s 2.0, de nieuwste film van Jan Verheyen, duikt tussen de bekende cast ook een verrassende nieuwkomer op. Loes Swaenepoel (23) uit Hooglede maakt haar filmdebuut als het brave kneusje Kaat. “Soms ben ik een beetje sociaal gehandicapt.”

Regisseur Jan Verheyen omschrijft haar lieflijk als een ‘heerlijk wereldvreemd schatje’. En daar blijkt geen letter van gelogen te zijn als we haar ontmoeten in een vegetarisch restaurantje in het hart van Gent, waar Loes op vandaag woont. Bescheiden, lichtjes gereserveerd, fragiel bijna en ingetogen vrolijk. Ze lijkt onbedoeld wat op het personage dat ze speelt in De Collega’s 2.0. Een rol die ze kreeg na een auditie. “Ik heb ooit eens een casting gedaan voor dat reclamefilmpje waarin iemand een grote spaarlamp op zijn hoofd heeft”, aldus Loes. “Blijkbaar hebben ze mij onthouden, want ze belden mij om auditie te doen voor deze nieuwe film. Meestal heb ik megaveel stress, maar nu had ik weinig verwachtingen, dus was ik best ontspannen.”

Jan Verheyen wist al na dertig seconden dat de rol je op het lijf geschreven stond.

“Wel, hij heeft een goeie pokerface. (lacht) Ik ging naar huis met het idee dat ik ‘het ook eens had meegemaakt’, maar was aangenaam verrast toen ze me terugbelden. Vooral omdat het perfect paste in mijn planning. Ik heb mijn masteropleiding in twee jaar opgesplitst, om mezelf wat tijd te geven en zo had ik dus ruimte voor deze rol.”

Je bent vooral theater gewoon. Als je op die set arriveert, denk je toch wel eens: oh shit?

“Ik heb echt elke dag dat gevoel gehad. Op het vlak van spelen is film iets totaal anders, vooral omdat ik hier eerder, euhm, klein moest spelen. Ik heb veel rondgekeken en mijn ogen de kost gegeven. Want er staat heel wat ervaring op zo’n set, maar niets leuker dan daar te staan en er zo ingesmeten te worden. Want zo’n rol op de achtergrond vraagt best wat toewijding en concentratie.”

“Er zit best wel veel Kaat in mij”

“Ik vind het net leuk dat je bezig kan blijven, in plaats van te wachten tot de volgende scène. Dat ging ook vlot, omdat je in theater ook altijd moet blijven spelen, zelfs al moet je niets zeggen. Maar toen ik iets moest zeggen, had ik wél stress. De rol op zich had ik niet superhard voorbereid. Je gaat vooral aan de slag met de dingen die je meedraagt in je rugzakje en die je op dat moment krijgt aangereikt. Het is ook best een gelaagde rol. Het helpt ook wel dat het personage dicht bij mezelf ligt.”

Hoeveel Kaat zit er in jou?

“Best wel veel, denk ik. Omdat ik ook zo wel van die extremen kan hebben. In het begin tast ik wat af en bekijk ik het vooral vanop een afstand, maar als ik op mijn gemak ben, kan ik wel zot doen…”

Is er ook een hoek af bij jou?

“Waarschijnlijk wel, ja. Soms ben ik een beetje sociaal gehandicapt. Normale sociale situaties vind ik heel moeilijk.”

Hoezo?

“Wel, als mensen ‘hallo’ zeggen, dan ben ik mij daar heel bewust van. Zeker als ze vragen ‘hoe gaat het?’, dan wil ik daar een heel antwoord op formuleren, terwijl ze dat eigenlijk niet verwachten. Dan blokkeer ik daarop. Of als ik iemand tegenkom die zwaait, dan weet ik niet of ik dan een gesprek moet aangaan of niet. Dan loop ik meestal gewoon door of doe ik alsof ik hem of haar niet gezien heb. Dan denk ik: als er geen echt gesprek in zit, laat het dan maar. Is dat raar?”

Het lijkt er gewoon op dat je alles overdenkt?

“Soms wel. Ik heb voor elke situatie elk scenario in mijn hoofd. Ik zie mezelf ook heel vaak als ik op straat wandel zo onder een auto lopen, vallen of mijn enkel breken. Ik ben constant zelfbewust en dat terwijl er eigenlijk gewoon niets gebeurt en ik gewoon verder wandel, maar ik ben dan tenminste, euh… voorbereid.”

Viel dat mee op de set?

“Ja, want ik vertrouwde op dat hele team rond mij. Al moest ik mezelf wel inprenten dat ik het ‘echt wel niet mocht verkloten’. Maar de rol was ideaal, ik hou me ook graag op de achtergrond.”

En toch sta je op de theaterplanken wél op de voorgrond.

“Als er aan tafel vijf mensen naar mij luisteren, word ik al snel zenuwachtig, maar op scène net helemaal niet. Geen idee hoe dat komt.”

Vanwaar die liefde voor woord en theater? Als kind won je al een nationale poëziewedstrijd en sindsdien is het eigenlijk nooit meer gestopt.

“Er is nooit een soort moment geweest waarop ik dacht dat ik dit wilde doen. Die liefde is er altijd al geweest. Ik wilde in het secundair onderwijs een kunstrichting volgen in Brugge, maar alles daaraan leek me te groot, dus liep ik nog eerst drie jaar school aan de VMS in Roeselare, waar ik ook in een toneelgroep zat. Ik denk ook niet dat ik wat anders wilde doen.”

Loes Swaenepoel:
Loes Swaenepoel: “Als er aan tafel vijf mensen naar mij luisteren, word ik al snel zenuwachtig, maar op scène net helemaal niet.”© Phile Deprez

“Als plan B had ik een opleiding psychologie in gedachten, omdat ik graag met mensen bezig ben. Maar ik zou mij duizend keer ongelukkiger voelen als ik niet kon spelen. Als ik nu twee maanden niet speel, dan voel ik weer dat ik dat echt nodig heb. Weet je, in ons dagelijks leven spelen we te weinig. Niet per se zoals kinderen dat doen, maar gewoon… spelen. Daarom hou ik zo van het theater. Iedereen die gaat kijken, ziet: ah ja, oké, dat zijn emoties. Dat mag en dat kan. Op een podium voel ik me niet beperkt, dat is gewoon gaan. Voor mij is dat een soort luikje naar mijn ziel dat ik open. Iedereen mag binnenkijken. Ik vertel een bepaald soort verhaal en kan dat alleen maar doen vanuit mezelf en alles wat ik heb of voel. Vooral die liefde die ik geef aan de mensen. Als je dat met een beperking zou doen… nee, het is alles of niets.”

Wat verwacht je nu na deze film?

“Geen idee, eigenlijk. Ik zou wel graag film en theater blijven combineren, maar niemand zit op mij te wachten, zeg ik tegen mezelf. Ik hou liever mijn voeten op de grond.”

Haast symbolisch dat je in het theaterstuk ‘Wilt hard’ speelde, een stuk over twee jonge mensen die zich groot en belangrijk willen voelen.

“Daarin toonden we dat je dat niet moet zijn, of toch niet voor de wereld. Als je belangrijk voor elkaar kan zijn, dan is dat al heel veel. Hetzelfde in theater, als ik twee jongeren in de zaal mee heb, dan is het voor mij ook goed. Daarom zijn sociale media ook best heftig, griezelig bijna. Omdat die wereld niet de echte is. Dat is heel belangrijk om mee te geven.”

En hoe zien de komende maanden er nog uit?

“Ik doe straks nog wat vervangingen en geef ondertussen les aan de academie waar ik zelf schoolliep, wat echt cool is. Ik coach ook een bevriend spelgroepje. En na eind december is het weer volop freelancen en tijd voor paniekaanvalletjes in bed.”

Alles komt altijd goed.

“Altijd.” (glimlacht)

‘De Collega’s 2.0’, vanaf woensdag 12 december in de bioscoop.